lavendel2

oorspronkelijk

Een zwangere vrouw draagt twee kinderen in haar schoot.
De ene is een ‘kleine gelovige’ ;
 de andere een ‘kleine scepticus’.

Vraagt de scepticus: “Geloof jij in een leven na de geboorte?”
“Maar natuurlijk”, antwoordt de kleine gelovige,
“het leven hier is bedoeld als voorbereiding op het leven na de geboorte.
 Om sterk te worden voor wat ons straks wacht”.

“Dwaasheid”, zegt de scepticus, “dat is niet waar.
Hoe ziet het leven hierbuiten er dan uit?”

“Dat weet ik niet zo direct”, zegt de kleine gelovige,
“maar het is er zeker veel lichter dan hierbinnen.
Misschien kunnen we straks wel eten met onze mond en lopen met onze voeten”.

“Nonsens, onmogelijk”, zegt de scepticus,
“met onze voeten lopen en met onze mond eten?
 Wat een onzin, hoe kan dat nou.
 Hier is het de navelstreng, die ons van voedsel voorziet.
 Leven na de geboorte kan niet.
Zie je dan niet hoe kort die streng immers is?”

“Maar natuurlijk kan het wel,
alleen zal alles er een beetje anders uitzien”, zegt de kleine gelovige.

“Dat werkt voor geen meter, nooit ofte nimmer”, meent de kleine scepticus,
 “nog nooit is er iemand na de geboorte teruggekomen.
 Na de geboorte is alles afgelopen.
 Het leven is niets anders dan een lange marteling hier”.

“Zelfs al weet ik niet precies hoe het leven na de geboorte zal zijn”,
 zegt de kleine gelovige,
“dit weet ik wel,
 dat wij straks onze moeder zullen ontmoeten en zij zal heel goed op ons passen”.

“Een moeder?
 Jij gelooft in een moeder?
 Waar is die dan?”, vraagt de kleine scepticus.

“Ze is hier om ons heen,
 wij zijn in haar en wij bestaan door haar.
 Zonder haar zouden wij niet eens kùnnen bestaan”, antwoordt de kleine gelovige.

Waarop de kleine scepticus zegt: “Van zo’n moeder heb ik nog nooit iets gezien.
 Zo iemand bestaat ook helemaal niet”.

De kleine gelovige denkt even na en zegt dan zacht:
 “Soms, als wij heel erg stil zijn,
kun je horen hoe zij zingt . . .
of kun je voelen hoe zij onze wereld streelt”.

Auteur uit Hongarije onbekend